Al het andere
Gebouwen
(zelfbouw)
Introductie
Infrastructuur
Modules
(bouwvoortgang)
Materieel
Bovenleiding
Hoe Waelstede onder draad is gebracht
(In 2018 is de bovenleiding gerenoveerd; zie de info onderaan deze pagina)
Bovenleiding op het terrein van de remise in de Van Broekhoflaan.
De stroomvoorziening bij de Gemeentetram
Omdat alle rails en wissels in Waelstede zelfbouw zijn en omdat het volgens de Waelsteder bouwmethode 2LH+1GDL (twee linkerhanden en een grote dosis lef) ondoenlijk was om de beide railstaven ook nog te isoleren, heeft de gehele railinfrastructuur in Waelstede de functie massa in de stroomvoorziening. Dat betekent dat de stroomtoevoer op een andere wijze, dan via de rails, dient te geschieden. Gelukkig bestaat deze situatie in het grootbedrijf ook en hebben vrijwel alle trams, op enkele uitzonderingen als Parijs (vroeger) en Bordeaux (tegenwoordig) na, voor de stroomtoevoer een bovenleiding ter beschikking. Bij de Gemeentetram Waelstede hoefde dus niet tot aan de grenzen van laterale creativiteit te worden gegaan om een oplossing voor de stroomtoevoer te bedenken: er zou gewoon bovenleiding aangelegd worden en deze zou voor de stroomtoevoer gebruikt worden. De gemeentetrams in Waelstede zijn dus gewoon echte trams !
Aanpassingen aan trams
Alle trams in Waelstede zijn verbouwd tot echte trams. Alle assen vormen massa, hetgeen betekent dat de veertjes, die tegen de wielen strijken, zijn doorverbonden. Bij de kleine motoren, zoals Halling die gebruikt, gebeurt dit door een stukje bovenleidingdraad onder het motortje door op beide messing strips te solderen; in andere gevallen gebeurt dit door een klein stukje draad, waarna het geheel met de decoder wordt verbonden. De stroomafnemer op het dak wordt ook met een draadje verbonden met de decoder en klaar is Kees! Meestal moet de veerdruk van de stroomafnemer wat worden teruggenomen, want de meeste pantografen proberen de bovenleidingdraad tegen het plafond van de hobbykamer te drukken. Dit is voor de stroomafname totaal overbodig, want met een vrij slappe veerdruk rijden de trams uitstekend en blijft de bovenleidingdraad netjes op de plek hangen. Door in model de wijze van stroomvoorziening van het grootbedrijf te imiteren, heeft stof weinig invloed en rijdt zelfs het kleinste 2-assertje in Waelstede mooi gelijkmatig zonder horten en stoten, ook na een langere tijd van stilstand.
De bovenleiding
De bovenleiding in Waelstede is van het type waslijn. Ik heb niets met kettingophanging; ik vind het lelijk en ontsierend, met name in de stad. Het zal wel weer door de herinneringen aan de Gemeente Tram Nijmegen komen, maar een waslijntje tussen twee bovenleidingmasten met een gebogen uithanger zijn voor mij het summum in trambeleving.
De klassieke bovenleidingmasten van Sommerfeldt met bovenleidingdraad van 0,5 mm. Op de Waelkade zijn deze masten helaas niet groen, maar hebben een, door de gemeente Waelstede voorgeschreven, fantasiekleur vanwege de verlevendiging van de Waelkade....
Waar mogelijk wordt in Waelstede bij een enkelsporige tramlijn de klassieke trammast gebruikt. Sommerfeldt levert ze in het zwart, maar ik vind dat ze groen moeten zijn. Dus gaan ze onder de kwast en geweatherd met een vleugje bruin is het sfeertje weer compleet. Als bovenleidingdraad wordt de Sommerfeldtdraad van 0,5 mm dikte gebruikt, die in lengten van 500 mm geleverd wordt. Sommerfeldt levert ook draad van 0,7 mm in lengte van ca 350 mm. Deze werden op de oude clubbaan gebruikt, maar dat zag er niet uit: veel te dik.
Eenvoudige masten met een dwarsverbinding en bovenleiding van ' kabeltouwen' van 0,7 mm bij de halte Galgenveld.
Buiten de gekochte Sommerfeldt trammasten, worden alle andere masten zelf gemaakt. Dit is redelijk eenvoudig. Een overspanning van een dubbelspoortraject of een straat bestaat uit twee messing pijpjes, waartussen als dwarsoverspanning een bovenleidingdraad gesoldeerd wordt. Niet vergeten voor het solderen de isolatoren aan te rijgen. In Waelstede worden de Sommerfeldt isolatoren, die uit vier ' ribbels' bestaan, in tweeen gesneden; bij trams zijn twee ribbels voldoende. Voor een dubbelspooroverspanning worden messingpijpjes van 3 mm gebruikt. Bij de overspanning van een straat pijpjes van 4 mm. Op het remiseterrein zijn ook H-profielen van 5 mm gebruikt, omdat hier grotere afstanden overspannen moesten worden, of omdat er meer bovenleidingdraden aan gehangen moesten worden.
Gemakkelijk te maken is de Boerentrammast; deze wordt in Waelstede zo genoemd, omdat deze bij het buurtspoor in Belgie veel gebruikt werd. Een mast van 3 mm messing, een uithouder van 1 mm en een bovenleidingdraad als schuine verbinding. Ook de draad met isolatoren, waaraan de rijdraad bevestigd wordt, is gemaakt van bovenleidingdraad. In Waelstede wordt dit type met name gebruikt waar vanuit een punt twee sporen overspannen moeten worden. Op het remiseterrein staat er een en langs de Stationsstraat komen er zeker enkele te staan. Een leuke variant is om de mast te maken van een rondhoutje. Het 1 mm pijpje wordt dan in een voorgeboord gaatje in de houten mast gelijmd. Deze masten werden gebruikt voor een piepklein dioramaatje voor de Rivarossi tram.
Type Boerentrammast voor twee sporen achter de remise.
De houten mast.
Soms heeft de rijdraad een extra bevestigingspunt nodig, bijvoorbeeld in een boog, terwijl er geen plaats is voor een extra mast of een overspanning. In dat geval kan een trekdraad uitkomst bieden. In Waelstede kent momenteel twee situaties, waarbij deze trekdraad toegepast is, namelijk achter de remise en in de Van Broekhoflaan, waar de grasbaan met een S-boog overgaat naar het midden van de rijweg. De foto' s hieronder spreken voor zich.
De situattie achter de remise, waar de rijdraad op verschillende posities weggetrokken moest worden. Een mast met uithouder kon hier niet gebruikt worden.
De situatie aan de Van Broekhoflaan, waarbij dezelfde probleemsituatie ontstond, als bij de remise. Let even niet op de slordig geparkeerde tramlok van de WMF.
Het aanleggen van de rijdraad
Ik heb het op een andere pagina al eens gezegd, maar met een boog meegebogen bovenleiding is des modelbouwer' s doodzonde !! Rijdraden worden bij het grootbedrijf netjes van bevestigingspunt tot bevestigingspunt gespannen en er is geen enkele reden, waarom dit in model ook niet zou gebeuren. Hoe wordt hierbij te werk gegaan?
Plan de masten op plaatsen, waar dit normalerwijze bij het grootbedrijf ook zou gebeuren: op het trottoir, op een vluchtheuvel, in het groen, etc. Vroeger werden tussen de huizen ook muurrozetten gebruikt. Kontroleer met een lineaal, een messing strip of een rechte draad de positie van de rijdraad ten opzichte van het spoor en of deze binnen het bereik van de stroomafnemer blijft. Gebruik hiervoor een malletje of een tram. Plan zonodig de masten dichterbij of verder uit elkaar. Let erop dat niet alle stroomafnemers van de verschillende fabrikanten dezelfde breedte hebben. Ook kan er soms een verschil zijn tussen een pantograaf en een lyrabeugel, omdat bij deze laatste het aanrakingsvlak niet boven het midden van de tramwagen ligt. Kontroleer in dit geval beide typen trams. Ook bij meer-assige trams, waarbij de stroomafnemer niet boven, maar tussen de draaistellen gepositioneerd is, is een extra kontrole op zijn plaats.
Sommerfeldt adviseert om tussen iedere mast de rijdraad op maat te knippen en aan beide zijden een oogje te buigen. Onnodig extra werk. Met de lange rtijdraden kun je lekker van mast tot mast doorwerken: vastsolderen, met een tangetje direct achter de soldeerverbinding de rijdraad in de goede richting naar de volgende mast buigen, daar vastsolderen, etc. etc. Wanneer de rijdraad aan het eind te kort is om de volgende mast te bereiken, kunnen ze gewoon aan elkaar worden gesoldeerd met behulp van een klein stukje rijdraad er boven op. Ok dit gebeurt bij het grootbedrijf op deze manier. Hieronder een voorbeeld links boven het wachthuisje.
De las in de rijdraad voor het schilderen; na het schilderen valt dit vrijwel niet meer op.
In Waelstede hangt de rijdraad op ca 65 mm boven het spoor. Een stabiel op maat gezaagd houten blokje van 65 mm wordt gebruikt om de rijdraad aan de uithouder of overspanning te solderen. Heeft de rijdraad tussen twee punten een grotere lengte, dan is het raadzaam de rijdraad ook in het midden even te ondersteunen. In het diorama Noordrijn Zuid Lymberg is gewerkt met een gespannen rijdraad. Getracht werd het omhoogdrukken van de stroomafnemers te voorkomen. Dit heeft zich in de praktijk niet bewezen: de masten, met name de messing zelfbouwmasten, begonnen te buigen. Dan kunnen natuurlijk dikkere masten overwogen worden, maar dat doet weer afbreuk aan het visuele effect. Ook bleek er af en toe een soldeerverbinding los te laten na langere tijd onder spanning gestaan te hebben. De oplossing is boven reeds beschreven: verminderde veerdruk van de stroomafnemers. Neem een veertje weg, wanneer de pantograaf er twee heeft, of probeer de veerdruk (voorzichtig !!) te verminderen. Het heeft geen invloed op het rijgedrag: de veerdruk van de lyrabeugels is van fabriekswege minimaal en toch rijden de trams hiermee voortreffelijk.
Moduleovergangen
Regelmatig wordt de vraag gesteld: hoe gaat dat nu met de bovenleiding bij moduleovergangen? Dat is veel minder spannend, dan misschien verwacht wordt. In Waelstede wordt er voor gezorgd dat er altijd binnen 5 cm van de modulerand een bovenleidingpaal of -overspanning staat. De moduleovergang bestaat uit een simpele rijdraad, waarbij aan het ene einde een oogje gebogen is en aan het andere einde een klein haakje; 2 - 3 mm, meer hoeft dat niet te zijn. Dit haakje is exact gebogen op de plaats van de uithouder of overspanning op de andere module. In de rijrichting gezien komt eerst het oogje en daarna het haakje. Door de constructie en de materialen van de bovenleiding, is deze niet star, maar enigszins beweegbaar. Hierdoor is het mogelijk het haakje achter de uithouder- of overspanningsdraad te haken, waarna de trekspanning van de bovenleiding de overgangsrijdraad op zijn plaats houdt. Om de zijde van het oogje te borgen tegen zijdelingse verschuivingen, wordt nog een klein stukje extra rijdraad gesoldeerd op de overspanningsdraad.
De situatie aan de Van Broekhofweg: bij het bovenste spoor is de draad met het oogje opgesloten tussende twee rijdraden van het wissel; in andere gevallen wordt met een rijdraad van ca 15 mm een ' V' gevormd, waartussen het oogje vastgehouden wordt. Bij het onderste spoor is het haakje aan de linker rijdraad te zien; de rechter is vastgesoldeerd.
Tot slot nog even een blik van boven op het voorplein van de remise.
Update februari 2018:
De eerstgebouwde modules zijn inmiddels zo'n 15 jaren oud en de Sommerfeldt rijdraden van 0,5 mm beginnen slijtage te vertonen. Deze draden zijn vervaardigd van verkoperd ijzerdraad, waarvan op sommige plaatsen het koperlaagje is afgesleten en de vrijkomende ijzeren kern begint te oxideren. De trams blijven telkens op deze plekken stilstaan, wat een regelmatige tramdienst niet ten goede komt......
Op sommige plaatsen op de nieuwere modules is massieve messingdraad van 0,5 mm gebruikt, maar zowel de messing draad, als de verkoperde ijzerdraad, hebben de vervelende eigenschap, dat een simpele vervorming (een knik of iets dergelijks) zich niet meer herstelt / laat herstellen en altijd zichtbaar blijft.
Waelstede zal niet de enige plek op aarde zijn, waar wel eens een ring, een knoop of een horloge achter de rijdraad blijft hangen......
Na wat research is besloten de bovenleiding te renoveren met fosforbronsdraad, dat een goede geleiding heeft, goed te solderen is en zich minder gemakkelijk laat vervormen. Er wordt in Duitsland een rol met 100 meter fosforbronsdraad van 0,3 mm besteld, om de bovenleiding nog filigraner te maken.
Omdat bij deze dunne draad de kans, dat de stroomafnemer achter de dwarsverbindingen blijft hangen, groter wordt, zullen de dwarsverbindingen op 70 mm hoogte, in plaats van 65 mm, worden gehangen en zal de rijdraad door middel van 'V'-vormige 'armen' op 65 mm hoogte aan de dwarsverbindingen worden bevestigd.
Module 2 wordt als proefkonijn uitgekozen, om de juiste wijze van bouwen onder de knie te krijgen.
Enfin, het solderen blijkt nog een behoorlijk priegelwerkje te zijn, maar dat is uiteindelijk gelukt. Wel is het zaak de dunne draden zo goed mogelijk te spannen, om de rijdraad zo nauwkeurig mogelijk op hoogte te houden.
De 0,3 mm bovenleiding is op de foto bijna niet te zien.
De bogen van de Stationsstraat naar de Van Broekhoflaan van bovenaf gezien.
Zodra de bogen vanaf de Stationsstraat naar de Van Broekhoflaan in de richting van de remise gereed zijn, wordt er proefgereden.
Hieruit komen de volgende bevindingen naar voren:
1. de stroomafname is prima; de proeftram heeft menig rondje gereden,
2. de ophanging van de rijdraad is erg flexibel in de hoogte, omdat deze, in tegenstelling tot de werkelijkheid, geen eigen gewicht heeft,
3. door het strakke afspannen heeft de rijdraad in bogen tevens de neiging naar boven te worden getrokken,
4. sommige stroomafnemers, met name de eenbeen stroomafnemers van Halling, zijn begrensd in de hoogte, waardoor het contact hierdoor (te) slecht wordt,
5. door het modulesysteem kunnen de rijdraden niet strak genoeg worden afgespannen.
De uitkomst van de proefritten is dat de bovenleidingconstructie met 0,3 mm draad niet robuust genoeg is voor het tentoonstellingsbedrijf met een modulenbaan.
Wanneer ooit nog eens een diorama of een minitrambaantje zal worden gebouwd, zal dat zeker met de 0,3 mm draad gebeuren, want het ziet er fantastisch uit, maar voor Waelstede is het jammer genoeg niet geschikt.
Daarop is het besluit genomen om de bovenleiding op Module 2 weer af te breken en opnieuw op te bouwen op de oude wijze met fosforbronsdraad van 0,5 mm dikte.
Daarna zijn op de Modules 1, 3 en 4 alleen de rijdraden boven de sporen, waarop daadwerkelijk gereden wordt, vervangen door deze 0,5 mm fosforbronsdraad. Boven de niet bereden sporen op het remiseterrein is de oude bovenleding blijven hangen.
Het voordeel van rijdraden 'op rol' is overigens dat de rijdraden in één geheel, zonder onderbrekingen of overgangen, van het begin tot het einde van de modulebakken kunnen worden doorgesoldeerd.
De bevestigingsdraden, die gebruikt waren op Module 2, na de afbraak, met rechts het buigmalletje.
En zo is alles weer bij het oude, maar met nieuwe rijdraden.......